DE GESCHIEDENIS VAN DE ETA
(Angelberto)
http://www.interbook.net/personal/angelberto/
Nationalisme is een kinderziekte. Het is de mazelen der Mensheid. (Albert Einstein) |
Eind
19e eeuw besloot de oprichter van de Baskische Nationalistische
Partij (PNV), Sabino Arana y Goiri, het
Baskische separatisme in Spanje te introduceren.
Alles
ontstond terwijl hij rechten studeerde in Barcelona. Indertijd begon het
Catalaanse nationalisme weer op te leven, en Sabino stelde zich voor een
soortgelijk maar, ongetwijfeld, veel gewelddadiger nationalistische beweging in
Baskenland (Euskadi) te beginnen.
Deze
Baskische schrijver schroomde niet de meest ernstige beledigingen te uiten tegen
veel van de volken van Spanje –voornamelijk tegen het Castilliaanse volk–,
als beste middel om voor zijn politieke ideeën te strijden.
Sedert
zijn allereerste stap in de politiek was een van zijn merkwaardigste argumenten
om de verschillen van het Baskische ras met betrekking tot het Castilliaanse ras
aan te geven –en derhalve ook de
onafhankelijkheid van Baskenland op te eisen– iets in de trant van: “de
Castilliaanse mens met kromme rug en benen liep en het voorkomen der
Castillianen dat van onbehouwen wezens was, terwijl de mensen uit Biskaje
een elegante loop hadden en hun gelaat adellijke schoonheid aanwees”. (Klik
hier en lees Sabino Arana’s ideologie door hemzelf geformuleerd)
Tegenover
zulke overtuigende argumenten sloten de Basken die het eens waren over de
elegantie van het volk uit Vizcaya (Biskaje) –in die tijd werd er nog niet
gepraat over de andere Basken– zich aan bij de “democratische en humane”
ideeën van Sabino Arana, en startten hun eigenaardige racistische kruistocht
tegen de lelijkaards, dat wil zeggen, tegen degenen die niet uit Vizcaya kwamen.
Toentertijd,
hadden de professors Landsteiner en Wiener de resusfactor bij de primaat Macacus
Rhesus nog niet ontdekt, en logischerwijs kende men die andere bijzonderheid van
een deel van de Basken nog niet (ik neem aan dat van de knappe Basken), dat –zonder
twijfel– hen van de rest der stervelingen onderscheidt. In elk geval is het te
bekritiseren dat een van de aanhangers van Sabino Arana, een belangrijk huidig
bestuurslid van de P.N.V., in een van zijn vurige bijeenkomsten het bepalende
verschil in bloedgroep van de Basken aangaande de rest van de Spanjaarden heeft
opgeëist, daar een groot percentage van de echte Basken een bloedgroep met
resusfactor negatief heeft, hetgeen alleen voorkomt bij 15% van de
wereldbevolking.
Vanaf
Sabino Arana’s eerste pogingen om de mensen uit Biskaje te overtuigen van hun
aangeboren superioriteit op de hele mensheid, en tot het uitbreken van de
Spaanse burgeroorlog, hebben de Baskische nationalisten (een gering percentage
van de bevolking van Baskenland) op een min of meer schandelijke wijze gestreden
tegen de vele eeuwen van gemeenschappelijke geschiedenis waarin Baskenland een
van de meest representatieve gebieden was van het geheel der gebieden dat deel
uitmaakt van Spanje.
Euskadi
(Baskenland) is nooit onafhankelijk geweest en nimmer is dat volk er toe
gedwongen om deel te worden van de Spaanse natie. De bevolking van Euskadi begon
haar gemeenschappelijk bestaan met de rest der volken van Spanje nog voordat het
Romeinse Rijk het Iberisch schiereiland met geweld wist te overheersen. Hoe het
ook zij, vanaf de Romeinse overheersing hadden de volken van Spanje (Hispania)
zich vastberaden verenigd en zo een geheel van volken met gemeenschappelijke
belangen gevormd die, sedertdien, altijd zeer eendrachtig hebben geleefd –politiek
en cultureel– en ook samen hebben gevochten tegen de verschillende
buitenlandse invasies die gedurende de geschiedenis hebben plaatsgevonden.
Nadat
Franco in 1939 de Spaanse burgeroorlog had gewonnen (een oorlog die niets met
nationalisme te maken had), genoten de Baskische nationalisten –evenals de
communisten en socialisten– enige sympathie van de westerse democratische
landen, en in die landen zochten zij de nodige steun om hun bijzondere strijd
voort te zetten.
Kort
daarna brak de Tweede Wereldoorlog uit, en vanaf dat moment staakten de westerse
geallieerden hun actieve inmenging in de Spaanse politieke interne
aangelegenheden, waardoor de PNV ontmoedigd raakte daar de partij niet bij
machte was om in haar eentje de grote meerderheid van de Basken voor zich te
winnen –en zeker niet te overtuigen– aangezien dezen tevreden waren als
zijnde Baskenland Spaans grondgebied.
Niettemin
ontstond in 1952 een jeugdige organisatie bij de PNV, genaamd EGI (Euzko Gaztedi
Indarra), die in zekere mate het ontmoedigde en decadente Baskische nationalisme
probeerde te versterken. In datzelfde jaar richtte een kleine groep studenten
van de Jezuïeten Universiteit van Deusto (Biskaje) de EKIN (actie) op, een
andere organisatie die zich bezighield met het promoten van het Baskisch gevoel
door middel van wekelijkse bijeenkomsten.
Een
jaar later verbond de EKIN-groep uit Biskaje zich met een soortgelijke
groepering uit Guipúzcoa en ontstond de EKIN-TALDEA (actiegroep).
Deze
nieuwe groepering begon zich te profileren als een beweging met bepaalde
eigenschappen die eerder het geweld dan de dialoog voorstonden.
In
1956 verbonden de EKIN-TALDEA en de EGI zich met elkaar, en het jaar daarop, na
enige interne problemen, besloten zij José María Benito del Valle –een der
oprichters van de EKIN– uit de organisatie te zetten. Dit laatste vermoedelijk
vanwege zijn ideeën die afweken van wat de anderen als democratische strijd
juist achtten.
Tegenover
deze uitzetting besloten twee andere leden van de groepering, Julián Madariaga
Aguirre en José Luis Álvarez Emparanza, tezamen met een groot aantal andere
leden van de EGI, de uitgewezene te steunen, en ze vertrokken samen met hem.
Daarna,
op 31 juli 1959, richtten de dissidenten van de EKIN-TALDEA & EGI de Euskadi
Ta Askatasuna (ETA) op.
Deze
kleine organisatie toonde zich algauw voorstaander van een harde, radicale en
onverzoenlijke nationalisme, en had zich de zelfstandigheid van Euskadi (Baskenland)
als doel gesteld, zonder enige rekening te houden met het gros der Basken die
andersdenkend waren.
Aanvankelijk
publiceerden zij alleen maar folders, en ze probeerden hun totalitaire ideeën
te verspreiden door middel van propagandistische technieken, maar toen zij, via
deze propaganda, niet verder kwamen in hun streven, duurde het niet lang meer
eer zij besloten om hun eerste illegale acties te ondernemen, waaronder hun
eerste moord opvalt.
De
allereerste bloederige actie van de ETA werd op 28 juni 1960 op het station van
Amara in San Sebastián gepleegd, alwaar zij in de stationshal een bom plaatsten
en de dood veroorzaakten van María Begoña Urroz Ibarola, een onschuldig
anderhalf jaar oud Baskisch meisje. Deze aanslag –volgens hun gepleegd om
daarmee iets op te eisen– zou op de een of andere manier de werkwijze van het
ETA-terreur aangeven. Als gevolg van deze en andere gewelddaden werden de eerste
aanhoudingen verricht en werden de eerste ontsnappingen naar Frankrijk
ondernomen, alwaar door de ETA-leden politiek asiel werd gevraagd.
Natuurlijk
waren –destijds– niet alle ETA-leden moordenaars, daar er maar één moord
was gepleegd, maar, niettemin, en van de zijde van de Spaanse overheid, begon
men met de politievervolging van veel mensen die banden onderhielden met deze
organisatie, zowel vanwege hun betrokkenheid in gewelddadige acties alsook
vanwege het aanhangen van hun totalitaire ideologie.
Absoluut,
in die jaren was er nog geen democratie in Spanje, en derhalve kan men het
vervolgen van mensen op basis van hun ideologie niet beschouwen als menselijk
correct, maar zelfs in die tijd begonnen de andere nationalistische organisaties
–inclusief de PNV– zich verder van de ETA te distantiëren, vermoedelijk
vanwege het feit dat zij met hun radicale optreden het verzwakte Baskische
nationalisme nog meer schade berokkenden.
Als
gevolg van de door ETA-leden gepleegde dodelijke aanslag op Begoña Urroz
Ibarola op het station van San Sebastián werd er kort daarna gesproken over de
“gewapende strijd”, en in mei 1962 werd de “Eerste Assemblee (I
Asamblea)” van de ETA gehouden in het Benedictijns klooster te Belloc (Frankrijk).
In deze vergadering werden de beginselen vastgesteld die het optreden van de ETA
definieerden in de volgende bewoordingen: “Baskische revolutionaire
beweging voor de nationale bevrijding opgericht vanuit het patriottisch verzet,
socialistisch, niet-confessioneel en economisch zelfstandig”.
In
dezelfde assemblee werd besloten dat Euskadi –het land dat zij moesten
“bevrijden”– ingesloten lag in twee gebieden, een Spaanse en een Franse,
die door hen in zeven “herrialdes” (provincies) werden onderverdeeld, te
weten:
-
In het Spaanse gebied, of wat zij Hegoalde (Zuid-Euskadi) hebben genoemd:
Vizcaya,
Guipúzcoa, Álava en Navarra.
-
In het Franse gebied, of wat zij Iparralde (Noord-Euskadi) hebben genoemd:
Zuberoa,
Bembarre en Laburdi.
Om
het land dat de ETA moest “bevrijden” af te bakenen, hield genoemde
organisatie geen rekening met zoiets belangrijks als het raadplegen van de
inwoners, daar de meerderheid van dezen zich heel prettig voelden –en voelen–
in hun geografische en politieke situatie, maar ondanks dat, volharde de ETA in
haar streven de gewelddadige voorvechter te zijn van enkele verschillende
provincies die op Frans grondgebied en in de Spaanse gebieden Navarra en
Baskenland liggen, provincies die genoemde organisatie nimmer als de
vertegenwoordiger van hun belangen hebben erkend.
Nog
geen jaar na de “I Assemblee” –ongeveer in maart 1963– werd de “II
Assemblee” in Bayonne (Frankrijk) gehouden en daar werd vastgesteld dat er
veel overeenkomsten waren tussen de ETA en het internationale communisme, en het
was juist van deze communistische dictaturen dat zij, vanaf dat moment,
belangrijke logistieke steun begonnen te ontvangen, steun die de ETA verder op
weg hielp in haar totalitaire idee met betrekking tot het Baskische volk.
Vanaf
de dodelijke aanslag op het Baskische meisje uit San Sebastián waren er bij de
ETA heftige discussies gaande over het doorgaan met plegen van moorden om hun
doelen te bereiken, of anders alleen de politiek te gaan gebruiken, totdat op 3
mei 1964, tijdens de “III Assemblee” die gehouden werd in het zuiden van
Frankrijk het besluit werd genomen dat terrorisme het beste middel zou zijn om
het politieke doel te bereiken dat zij beoogden.
In
de “III Assemblee” besloten de ETA-leden ook definitief te breken met de PNV
(Baskische Nationalistische Partij) daar die partij altijd getracht had een
gedeelte van de Baskische bourgeoisie te vertegenwoordigen en, logischerwijs,
was zo’n concept ver weg verwijderd lag van de door het internationale
communisme gepropageerde ideeën waarop de organisatie ETA steunde.
In
1965, nog voordat de volgende Assemblee gehouden werd, fuseerde IRATXE, een
kleine organisatie die in Navarra opereerde, met de ETA vanwege het feit dat
haar leden het terrorisme eveneens beschouwden als het beste middel om in de
politiek te slagen.
De
“IV Assemblee” werd in augustus 1965 gehouden dichtbij het Sanctuarium
“Nuestra Señora de Aránzazu” (Guipúzcoa), waarin drie essentiële
afdelingen werden opgericht die verantwoordelijk waren voor verschillende
activiteiten binnen de organisatie:
○ De “culturelen”, vertegenwoordigd door Emparanza.
○ De “arbeideristischen”, vertegenwoordigd door Iturrioz.
○ De “derdewereldactivisten”, vertegenwoordigd door Zalbide.
Met
deze drie afdelingen probeerde de ETA gebruik te maken van enkele sociale
veranderingen om het bloederige beeld dat men van hun organisatie had een
menselijker gezicht te geven, hoewel het een feit is dat de oprichting van
genoemde afdelingen onderling alleen meer verdeeldheid heeft doen ontstaan.
In
de “IV Assemblee” werd de uitvoering van terroristische acties definitief en
bij meerderheid van stemmen goedgekeurd, en werd tevens besloten om de
onderdrukking van deze daden door de politie altijd met nog meer terrorisme te
beantwoorden, dat wil zeggen, in deze assemblee besloot de ETA zich volledig te
storten in het ergste geweld.
Als
gevolg van de IV Assemblee werd tot de conclusie gekomen dat het houden van een
terreurbeweging gefinancierd moest worden, en daar zij van sociale steun
verstoken waren zagen zij zich genoodzaakt hun eerste gewapende overval te
plegen, dat op 24 september 1965 in Vergara (Guipúzcoa) werd gepleegd.
Toen,
kort daarop, Zalbide aangehouden werd, nam de arbeideristische Iturrioz de
afdeling over die zonder leiding was achtergebleven, en derhalve begon de
arbeideristische macht de organisatie over te nemen.
De
arbeideristische afdeling was de meest communistische en minst nationalistische,
en Emparanza, radicaler wat het nationalisme betrof, besloot de mensen die onder
Zalbide vielen over te nemen om te voorkomen dat de ETA in een gewone linkse
organisatie zou veranderen.
De
“V Assemblee” werd in twee fases gehouden, de eerste daarvan in december
1966 in het parochiehuis van Gaztelu (Guipúzcoa). Tijdens deze eerste fase van
de assemblee veroorzaakten de verschillen van mening tussen de arbeideristischen
en de twee andere afdelingen dat de ETA in tweeën werd gesplitst. De leden van
de arbeideristische afdeling kregen de naam “ETA BERRI” (ETA NIEUW), en de
derdewereldactivisten en culturelen vormden wat toen “ETA ZARRA” (ETA OUD)
is gaan heten.
Even
later verdween “ETA BERRI” en fuseerde met de Spaanse Communistische
Beweging (M.C.E.), en derhalve werd “ETA ZARRA” weer gewoon de ETA.
In
de tweede fase van de “V Assemblee”, dat gehouden werd in maart 1967 in het
huis van de spirituele oefeningen van de Sociëteit van Jezus te Guetaria (Guipúzcoa),
heeft de afdeling derdewereldactivisten de macht in de organisatie overgenomen,
hetgeen het aftreden van de culturelen veroorzaakte, en die na de breuk de
GRUPO-BRANKA oprichtten die geen enkele macht had, behoudens dat beetje dat zij
indertijd konden bereiken met de publicatie van hun tijdschrift.
In
de “V Assemblee” werd de ETA door de machthebbers wederom in afdelingen
gesplitst teneinde de organisatie een sterkere structuur te geven die de
gewapende acties die in de vorige assemblee al goedgekeurd waren zou
vereenvoudigen.
De
nieuwe afdelingen waren als volgt:
○ De militaire.
○ De politieke.
○ De economische.
○ De culturele.
Vanaf
de “V Assemblee” bracht de ETA definitief haar moordmachine in beweging en
wat naderhand honderden gepleegde moorden werden op hulpeloze mensen van
achteren gedood of gedood door toedoen van ontelbare en krachtige bommen die
zonder aanziens des persoon in de straten van veel dorpen in Spanje ontploften
werd haar “gewapende strijd” genoemd.
Hoewel
zij al in 1960 het meisje Begoña Urroz Ibarrola hadden vermoord op het station
van San Sebastián hebben de terroristen de actie van 7 juni 1968, toen de ETA-leden
Txabi Etxebarrieta en Iñaki Sarasqueta in een voertuig met valse kentekenplaten
door de provincie Guipúzcoa reden, altijd als hun eerste gewapende actie met
slachtoffers beschouwd. Txabi was onderweg naar het klooster van Lazcano voor
een afspraak met de organisatie, en Iñaki moest een lading explosieven ophalen
in Beasain.
Toen
beide ETA-leden in de buurt van Villabona (Guipúzcoa) reden werden zij door
twee verkeersagenten van de Guardia Civil aangehouden en op het moment
dat de agenten ontdekten dat de kentekenplaten vals waren, trok Txabi
Etxebarrieta een pistool en zonder een woord te zeggen vuurde hij verschillende
kogels af op de agent van de Guardia Civil Pardines Arcay, een 25-jarige
man afkomstig uit Galicia, die ter plekke overleed.
Vervolgens
ontsnapten zij richting Tolosa (Guipúzcoa), maar opnieuw werden zij door de
Guardia Civil aangehouden. Ook in dit geval maakten de ETA-leden gebruik van hun
vuurwapens, en in het vuurgevecht overleed Txabi Etxebarrieta, terwijl Iñaki
Sarasqueta kon ontsnappen en later worden aangehouden in de kerk te Regil, in de
nabijheid van Azpeita (Guipúzcoa).
In
verband met de dood van Txabi Etxebarrieta besloot de ETA dat zijn dood moest
worden gewroken en in enkele van haar afdelingen werd voorgesteld om voor elke
dode van de ETA vijftien agenten van de Guardia Civil te vermoorden.
Op
2 augustus 1968, en als antwoord op Txabi Etxebarrieta’s dood, werd
uiteindelijk besloten om de politieagent Melitón Manzanas González te
vermoorden, die werd doodgeschoten toen hij de trap van zijn huis in Irún (Guipúzcoa)
opliep. Toen de ETA de aanslag opeiste verklaarde ze dat zij “een
veroordeling van het volk had voltrokken”, en richtte zich opnieuw op als
vertegenwoordiger van een volk die ze nooit had vertegenwoordigd (volgens de
stembussen worden zij door maar 10 procent van de Basken gesteund).
In
hetzelfde communiqué verklaarde de ETA dat: “Onze strijd, die van het
werkende Baskische volk, kan niet meer gestaakt worden totdat Euskadi echt vrij
is. Wij zullen doorgaan zolang het volk ons helpt, steunt en wil dat wij
doorgaan...”
Op
dit punt beland is het noodzakelijk te wijzen op het feit dat het Baskische volk
het geweld van de ETA absoluut niet steunt en nooit heeft gesteund, bovendien is
bijna het gehele Baskische volk ettelijke malen massaal de straat opgegaan om te
betogen tegen de door de terroristen gepleegde misdaden, en het betoog in
Baskenland tegen het ETA-terreur kwam op haar hoogtepunt toen de ETA het door
het Baskische volk gekozen gemeenteraadslid Miguel Ángel
Blanco Garrido vermoordde, hoewel, logischerwijs, de ETA gewoon doorging
met het plegen van moorden zonder zich iets aan te trekken van het geschreeuw
van het volk...
Na
de moord op de politieagent Melitón Manzanas werden er veel aanhoudingen
verricht onder de leden van de terreurbeweging ETA, waaronder vermeldenswaard
die van Javier Izko de la Iglesia, die ervan werd beschuldigd de dader van de
moord op de politieagent te zijn, en tegelijk met Izko werden nog veertien
andere personen aangehouden en aangewezen als verantwoordelijken voor die
aanslag.
Deze
vijftien ETA-leden waren degenen die terechtstonden tijdens het beruchte
“Proces van Burgos”, waar tijdens de behandeling van de zaak, in 1970, zes
van hen tot de doodstraf werden veroordeeld, hoewel dit later door het
Staatshoofd tot levenslange gevangenisstraffen werd omgezet. Logischerwijs zijn
zij allen al tientallen jaren geleden in vrijheid gesteld.
Als
gevolg van die geruchtmakende zaak, en gezien het feit dat Spanje nog een
dictatuur was, begon de terreurbeweging ETA sympathisanten onder enkele Basken
te vinden, en die gevoelens werden zelfs tot over de landsgrenzen gedeeld
waardoor zij door enkele landen zelfs steun en waardering kregen.
Ondanks
dat de ETA zich gesterkt voelde door die onverwachte steun, kwamen er al spoedig
splintergroepen. Tijdens de “VI Assemblee” die gehouden werd in Bayonne (Frankrijk)
gedurende de zomer van 1970, en daar de “militaire” sector erg verzwakt was,
werd door degenen die het arbeiderisme propageerden –groter in aantal–
besloten om de militaristen uit de organisatie te zetten, en het terrorisme
tijdelijk te staken.
De
militaristen, dat wil zeggen, zij die eerder voor de terroristische acties waren
dan voor het opkomen voor de arbeidersklasse, weigerden de “VI Assemblee” te
erkennen, en noemden zich sindsdien “ETA V-ASSEMBLEE”.
Om
de verschillen tussen de twee meest gedefinieerde afdelingen binnen de
organisatie duidelijk aan te geven, gaven de arbeideristischen zichzelf ook een
naam en noemden zich vanaf dat moment “ETA VI-ASSEMBLEE”. De leden van deze
nieuwe splitsing hadden als belangrijkste doelstelling het bereiken van een
revolutie van de arbeidersklasse binnen het nationalistische kader.
Na
de ontstane splitsing binnen de ETA, nam ETA-V de totale macht over binnen de
organisatie, en in 1972 voegde de AINTXINA-groep, een groep die voortkwam uit de
jeugdgelederen van de P.N.V. die het geweld het meest aanhingen en EGI BATUASUNA
heette, zich bij hen.
Kort
daarna splitste ETA VI-ASSEMBLEE zich in twee nieuwe sectoren, de MAYOS (meerderen)
en de MINOS (minderen).
Daarna,
in 1973, gingen de MAYOS op in de L.C.R. (Revolutionaire Communistische Liga),
en de MINOS kozen voor organisaties en linkse partijen zoals de O.R.T. (Revolutionaire
Arbeidersorganisatie) en de Communistische Partij, terwijl enkele anderen
toetraden tot ETA V-ASSEMBLEE.
ETA-V
hield het eerste gedeelte van hun “VI Assemblee” in Hasparren (Frankrijk)
gedurende de maand augustus 1973, en opnieuw begonnen de aanvaringen tussen de
aanhangers van de arbeidersbeweging en de militaristen in hun ijver om de
organisatie te controleren.
Sinds
die Assemblee begonnen de militaristen – zonder medeweten van de arbeiders –
de aanslag op de Regeringspremier Luis Carrero
Blanco voor te bereiden, die op 20 december 1973 in Madrid werd vermoord
toen hij na het bijwonen van de mis in zijn voertuig naar zijn huis terugreed.
De aanslag werd gepleegd nadat zij een tunnel tot onder een smalle straat in de
hoofdstad hadden gegraven –een straat waardoor Carrero Blanco zou rijden– en
deze vol met krachtige explosieven hadden geladen die zij naderhand tot
ontploffing brachten.
Bij
deze aanslag vonden ook twee andere mensen de dood.
De
ETA had al elf doden achter zich gelaten. Haar restte “slechts” 799 andere
moorden om het bestand uit te roepen en haar “strijd” te rechtvaardigen.
Die
aanslag bracht nog meer verwijdering tussen de “militaire-” en de
arbeiderssector, daar door laatstgenoemden de aanslagen als de oorzaak van de
repressie werd gezien en zij ervan uitgingen dat met het opvoeren van de
aanslagen er slechts meer onderdrukking van de arbeiders zou worden bereikt. Als
gevolg van deze meningsverschillen verliet de arbeiderssector ETA-V en stichtte
de Revolutionaire Partij van de Baskische Arbeiders.
Op
13 september 1974 beging de terreurbeweging ETA haar eerste zeer bloedige en
meedogenloze aanslag, toen zij in een drukke bar in de Calle
Correo, in Madrid, een bom besloten te plaatsen, en twaalf klanten
vermoordden die geen betekenis hadden voor hun vermeende politieke strijd, een
strijd waarin de ETA had gekozen om bloedige hoofdrolspeler te zijn.
Het
gevolg van deze aanslag was een langdurige onenigheid tussen twee nieuwe
sectoren binnen ETA-V. Deze twee sectoren werden in de tweede helft van de
“VI-Assemblee” vastgelegd.
De
twee nieuwe sectoren werden opnieuw onderverdeeld in arbeideristen (ETA-Politiek
Militair) en militaristen (ETA-Militair), hoewel in dit geval, en gedurende de
volgende jaren, ETA-P.M. veel meer terroristische aanslagen pleegde dan hun
politieke broeders van ETA-M., mogelijkerwijs vanwege het feit dat ETA-M.
toentertijd nauwelijks over militanten beschikte.
Op
20 november 1975 overleed Franco, het Staatshoofd, en met hem stierf zijn
dictatuur, waardoor in Spanje een Parlementaire Monarchie ontstond dat op
internationaal niveau wordt erkend als een van de beste en meest complete
democratieën.
Vermeldenswaard
is dat de terreurbeweging ETA in de zestien jaar van haar bestaan, tijdens
Franco’s dictatuur, “slechts” 45 personen heeft vermoord en merkwaardig is
dat met de komst van democratie in Spanje deze terreurbeweging intensiever en
meedogenlozer uiteenlopende mensen is gaan
vermoorden, waaronder tientallen kinderen en onschuldige mensen kunnen worden
geteld, mensen die de pech hadden langs een bepaalde plek te lopen wanneer de
terroristen hun bommen lieten ontploffen.
In
de drieëntwintig jaar democratie die verstrijken vanaf de beëindiging van
Franco’s dictatuur tot aan de moord op het Baskische gemeenteraadslid Manuel
Zamareño in juni 1998 in Rentería (Guipúzcoa), heeft de terreurbeweging ETA
in totaal 765 onschuldige mensen vermoord –altijd van achteren– in naam van
een gewelddadig nationalisme dat door de
overgrote meerderheid van de Basken niet wordt gesteund. Het is opmerkelijk dat
ETA’s moorddadige activiteiten enorm zijn toegenomen en juist tijdens de
democratie...
Wederom terugkerend naar de trieste geschiedenis van de ETA moet worden onthouden dat toen de dictatuur voorbij was en dankzij de onvermijdelijke democratische verkiezingen die door het nieuwe parlement zouden worden uitgeroepen, richtte ETA-PM in 1976 een politieke partij op die Revolutionaire Partij van Euskadi (Partido Revolucionario de Euskadi) werd genoemd met het oog zich verkiesbaar te stellen tijdens de algemene landelijke verkiezingen in juni 1977, en tegenover deze beslissing besloten enkele leden van ETA-PM niet te kiezen voor een toenadering tot de democratische politiek, maar integreerden in ETA-M omdat zij er van uitgingen dat de beste wijze om uiting te geven aan hun idealen het terrorisme was.
Vanaf het moment dat de politieke militaire tak van de ETA (ETA-P.M.) via de Revolutionaire Partij van Euskadi (Baskenland) toenadering zocht bij de democratische politiek, werden de moorden als middel van politieke uiting door ETA-P.M successievelijk achterwege gelaten, totdat zij op 24 februari 1981 haar terreurdaden besloot te staken, activiteiten die in 1984 definitief werden stopgezet.
De meest radicale leden van ETA-P.M. (politieke militaire tak) die ook de stuwende krachten zijn van wat zij het KAS-alternatief noemden (Socialistische Baskische Overkoepelende Organisatie) integreerden in de militaire tak van de ETA (ETA-M) uit angst hun politieke doeleinden niet te zullen bereiken door middel van eenvoudige democratische middelen.
Na deze laatste breuk werd de terreurbeweging definitief ETA genoemd en vanaf dat moment werd een groot aantal aanslagen gepleegd, aanslagen die diep zijn doorgedrongen tot de Spaanse samenleving, zoals bij voorbeeld de bomaanslag op de Hipercor-supermarkt in Barcelona, alwaar 21 personen de dood vonden en 45 zwaargewond raakten toen zij aan het winkelen waren in genoemde supermarkt; of de aanslag met autobom op de woonkazerne van de Guardia Civil in Zaragoza, alwaar 11 personen, waaronder 5 meisjes, de dood vonden; of de moordaanslag op Miguel Ángel Blanco Garrido, een door het Baskische volk gekozen gemeenteraadslid uit Vizcaya, die door hen gegijzeld werd en nadat de ETA de media gewaarschuwd had hem te zullen gaan vermoorden, werden zijn handen vastgebonden en twee kogels door zijn hoofd geschoten...
De laatste moorden die de ETA – tot op heden – heeft gepleegd waren niet gericht tegen militairen noch tegen politieagenten, maar gericht tegen plaatselijke politici. De laatste moorden die door de ETA zijn gepleegd waren gericht tegen Baskische gemeenteraadsleden uit kleine gemeentes, die door de Basken zelf vrij gekozen waren, maar die de zonde hebben begaan andersdenkend dan de ETA te zijn.
Eveneens moet worden benadrukt dat de ETA in haar begintijd banken overviel teneinde zich van het benodigde geld te voorzien om wapens en explosieven te kopen, alsook om te voorzien in de betaling van haar militanten en huurlingen; hoewel later, met de komst van de democratie, de terroristen hun methode wisselden en overgingen tot de afpersing en de gijzeling van Baskische ondernemers, van wie zij geld eisten in ruil voor hun levens en de levens van hun familieleden.
Dit was een van die andere werkwijzen waarmee de ETA bewees nooit veel steun van het volk te hebben genoten, daar een beweging die echt draagvlak onder het volk heeft nooit had hoeven overgaan tot het stelen of afpersen van zijn buren teneinde geld in te zamelen waarmee de strijd kan worden voortgezet. Zonder enige twijfel had het eigen volk hen dat geld vrijwillig gegeven.
Het moge duidelijk zijn dat ETA’s verwording aangevangen is met binnen de beweging te breken met elke tendens die zou leiden tot het voeren van democratische politiek of het opkomen voor de belangen van de arbeiders; voortgezet is met de maffia-achtige afpersingspraktijken tegen de ondernemers uit haar eigen samenleving en geëindigd is met het plaatsen van bommen waarvan ze niet wisten wie erdoor zou worden gedood of met het vermoorden van de democratische vertegenwoordigers van een belangrijk deel van het Baskische volk, alleen maar vanwege het feit dat ze andere politieke ideeën hebben dan de terroristen.
Na
verschillende belangrijke politieke acties door de politie gericht tegen de top
en de infrastructuur van de terreurbeweging –acties die de ETA aanzienlijk
verzwakte– en nadat de ETA merkte dat door middel van de ontvoering van
ondernemers en de moord op democratische gemeenteraadsleden zij enkel het
verlies van de weinige steun die zij genoot bereikte, kondigde de ETA op 16
september 1998 een eenzijdig wapenstilstand af, en tegelijkertijd veranderde de politieke partij Herri Batasuna haar naam om
te kunnen deelnemen aan de regionale verkiezingen op 25 oktober van datzelfde
jaar.
De
algemene mening is dat genoemde politieke partij –nu Euskal Herritarrok–
haar naam vlak voor de verkiezingen heeft veranderd om een vernieuwingseffect te
bereiken en de potentiële stemmers er van te overtuigen dat ze eindelijk de
ellenlange zeeën van bloed die ontstaan zijn door de honderden moorden op
onschuldigen, moorden die zij nooit hadden veroordeeld, achter zich hebben
gelaten.
Na
afloop van de Baskische verkiezingen waar
slechts 37% van de stemgerechtigden uit Euskadi (Baskenland) op nationalistische
partijen heeft gestemd (674.584 van 1.821.456), tekenden deze nationalistische
partijen, de PNV en Eusko Alkartasuna –tezamen met de Communistische Partij–
het “Pact van Estella of Lizarra” met Euskal Herritarrok en vormden op deze
wijze een gezamenlijk front met een partij die, zoals eerder aangegeven, het
gedachtegoed van de ETA het dichtst bijstaat, en de partij is die elke soort
terreuraanslag van de gewapende beweging altijd heeft geweigerd te veroordelen.
Na
de door de ETA afgekondigde wapenstilstand hebben enkele door de terroristen
zelf opgerichte jongerenbewegingen de ouderen afgelost en hun aanslagen op een
perfect georganiseerde wijze voortgezet doch trachtend geen dodelijke
slachtoffers te maken maar wel de grootst mogelijke schade te berokkenen aan de
personen die andere dan nationalistische politieke ideeën uitten. Deze
groeperingen van jeugdige terroristen –aanhangers van de beweging JARRAI–
staan ook bekend als de “Y-groeperingen” van de ETA, welke geronseld worden
onder de meest gefrustreerde jongeren met de grootste gezinsproblemen uit het
geheel dat Euskadi (Baskenland) beslaat.
De
doelen van de nieuwe terroristen waren – en zijn nog steeds – de
vertegenwoordigers van de andere Baskische politieke partijen, die zowel rechts
(Volkspartij) als links (Socialistische Partij) kunnen zijn, maar die hun
nationalistische ideeën niet delen.
En
onderwijl vallen de nieuwe terroristen de woningen, auto’s en andere
bezittingen van de niet-nationalistische gemeenteraadsleden aan met brandbommen.
De nationalistische partijen veroordelen soms deze daden, hoewel dan met zachte
stem en met weinig woorden. Hoe dan ook, en ondanks de voortdurende aanslagen,
vormen de leden van die nationalistische partijen – weliswaar op hypocriete
wijze – nog altijd dat gezamenlijke front met Euskal Herritarrok dat, zoals
een ieder weet, de fanatieke politieke partij is door welk de moorddadige
beweging ETA zich vertegenwoordigd voelt.
Het
uitgerekende gevolg van deze nieuwe ETA-terreur tegen de democratische
gemeenteraadsleden is dat enkelen onder hen zich uit de politiek terugtrekken
uit angst voor de voortdurende en gewelddadige stress waaraan zij en hun
gezinnen worden blootgesteld; en de anderen die wellicht van plan waren zich
kandidaat te stellen voor de verkiezingen, dit domweg nalaten, als gevolg van de
continue aanvallen op degenen die het lef hebben om andere denkbeelden te uiten
dan die van de Baskische nationalisten.
Het
is mogelijk dat de terroristen en hun kompanen tegenwoordig de Baskische
gemeenschap in een soortgelijke situatie proberen te manoeuvreren als die van
het nazi-Duitsland van Hitler van vlak voor de Tweede Wereldoorlog, dat wil
zeggen, waarschijnlijk wordt getracht een irrationele haat te bewerkstelligen
tegen al hetgeen het nationalistisch gedachtegoed niet is, en alle Basken, door
middel van terreur, te overtuigen dat de enige mogelijkheid in Euskadi (Baskenland)
het nationalisme is. Dit zou elk ander politiek alternatief uitsluiten, en de
gewelddadige vernietiging van alle tegenstanders van het Baskische
nationalistische totalitarisme accepteren.
Hoe
het ook zij, de echte Baskische democraten zijn nog altijd hoopvol gestemd over
de mogelijkheid dat het verstand zelf de overhand zal krijgen op de
kortzichtigheid en het geweld, dat onrechtvaardige en trieste geweld veroorzaakt
door sommige Baskische nationalisten, die niet in staat zijn de politieke
pluraliteit van een vrij volk te aanvaarden en te erkennen.
Mijn geboorte bind mij aan geen enkele plaats. De gehele wereld is mijn vaderland. (Seneca) |
http://www.interbook.net/personal/angelberto/